waarom? waarom?
En Job ging verder:
Wie geeft mij de tijd van vroeger terug
de dagen dat God over mij waakte:
Zijn Lamp scheen boven mijn hoofd
Zijn Licht wees mij de weg door het duister.
Was het maar als in mijn beste jaren
toen de Allerhoogste thuis was in mijn tent
de Almachtige met mij was
en mijn kinderen om mij heen
mijn voeten baadden in boter en balsem
stromen olie vloeiden over mijn benen.
Kwam ik de stadspoort uit
mijn zetel innemen op het plein
dan trokken de jongelui zich terug zo gauw ze me zagen
de ouderen stonden vol eerbied op
magistraten durfden niet meer te spreken
en legden hun hand op de mond
notabelen stonden stom
hun tong kleefde aan hun gehemelte.
Wie mij hoorde prees mijn woord
wie mij zag verkondigde mijn lof
want redder was ik van reddeloze armen
helper van hulpeloze wezen.
Die bijna waren bezweken, zegenden mijn optreden.
Ontroostbare weduwen bracht ik weer tot blijdschap.
Gerechtigheid was mijn kleed
rechtvaardigheid mijn mantel en hoofddoek.
Voor de blinde was ik zijn ogen
voor de lamme zijn voeten
een vader was ik voor behoeftigen
en ik zette mij in voor het recht van vreemden.
Van misdadigers sloeg ik de kaken stuk
en rukte de prooi uit hun bek.
Daarom dacht ik:
als een welgestelde zal ik sterven
in rijkdom ontelbaar als het zand aan de zee.
Water volop vloeide naar mijn wortels
's nachts drenkte de dauw mijn takken.
Mijn naam en eer verbleekten niet
mijn boog behield zijn spankracht.
Iedereen luisterde vol verwachting naar wat ik zei
in eerbiedig zwijgen werd mijn beslissing aanhoord.
Na mij kwam geen tweede spreker
want gretig dronken zij, woord voor woord
ja, zij keken ernaar uit als naar de regen
en openden wijd de mond voor die lentedruppels.
Lachte ik tegen hen, dan vatten zij moed
mijn glimlach verdreef hun somberheid.
Ik wees hun weg, ik was hun hoofd
mijn tent was de koningstent
temidden van een leger
ze lieten zich leiden
waarheen ik hen bracht.
[29:1-25]
Reacties
Een reactie posten