joúw vondst? 1
Stel jij vast
wanneer de klipgeiten werpen en de reeën kalven?
Als jij de maanden van hun dracht hebt afgeteld en het moment van baren bepaald...
dán zakken ze door hun poten, beginnen te persen en stoten hun jong naar buiten, ja?
En dan wordt het sterk en groot, loopt weg het veld in en komt niet meer terug, ja?
Wie heeft de wilde ezel losgelaten, zijn boeien verbroken?
Ik gaf hem de woestijn tot stal, de steppe tot verblijfplaats.
Hij heeft maling aan de schreeuwers van de stad
hij hoort naar geen tierende drijvers!
Het bergland is zijn wei
daar snuffelt hij naar alles wat groen is.
De oeros [sinds 1627 uitgestorven]
is hij bereid voor jou te werken?
En slaapt hij 's nachts in jouw stal?
Houd je hem in de strengen om voren te trekken?
En loopt hij achter je aan de dalgrond te ploegen?
Durf je op zijn grote kracht te vertrouwen?
En hem het werk te laten doen?
Ben je er zeker van, dat hij jouw oogst op de dorsvloer bijeenbrengt?
Opgewekt klapt de struisvogel met haar vleugels vol kostelijke pennen en veren.
Maar als ze haar eieren op de grond heeft gelegd, om ze te laten koesteren in het zand
vergeet ze de wilde dieren, die er met hun poten op kunnen trappen.
Haar hart is liefdeloos.
Het doet haar niets dat haar werk vergeefs is
en zij geen kuikens heeft.
Zo dóm liet God haar.
Zo van elke wijsheid verstoken.
Maar wel: zij springt op, rent weg...
en paarden, ruiters hebben het nakijken!
Geef jij het paard zijn kracht?
En zijn nek de wapperende manen?
Laat jij het trillen zoals een sprinkhaan trilt?
Angstaanjagend is zijn machtig gesnuif.
Te trappelen staat het van pure kracht.
Vurig, ontembaar trekt het ten strijde.
Spot met vrees, kent geen angst, deinst voor geen zwaard terug
al rammelt de pijlkoker vlakbij, al flikkeren lansen en kromzwaarden.
Nerveus en driftig vliegt het vooruit, daar klinkt de klaroen, en hij is niet meer te tomen!
Bij elke stoot roept hij: Hoera! Strijd ruikt hij van verre...
met tierende commando's en krijgsgeschreeuw.
De havik wiekt op
en vliegt naar het zuiden met brede slag
- is dat een vondst van jou?
De gier bouwt hoog zijn nest
- is dat een voorschrift van jou?
Hij nestelt en slaapt in de bergen
de piek van een rots is zijn vesting
vandaar speurt hij naar voedsel met ogen die ver reiken.
Zijn jongen likkebaarden van het bloed:
waar lijken zijn, daar zijn ook gieren.
[39:1-30]
Reacties
Een reactie posten